1. Christus stierf voor allen.

Christus stierf voor allen.

Want de liefde van Christus dringt ons, die tot dit oordeel gekomen zijn: als Eén voor allen gestorven is, dan zijn zij allen gestorven (2 Korinthe 5:14).

Maar wie zijn die allen?

Dat staat in vers 19:

God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd (2 Korinthe 5:19).

Dus Christus stierf voor de allen, voor de hele wereld, voor iedereen, voor elk mens.

Hij Zelf zegt het zo:

Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is; als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. En het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, dat Ik geven zal voor het leven van de wereld (Johannes 6:51).

Een prachtige tekst is Johannes 3:16:

Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.

Hoewel deze tekst voor zich spreekt, laat ik toch een citaat volgen van Thomas Becon (1510-1567), een Engelse hervormer uit de tijd van Maarten Luther:

“Maar,” zult u zeggen, “waarom zegt Hij dat niet gewoon tegen mij? Dan zou ik zeker geloven dat Hij ook voor mij is gestorven.” Dat God hier in het algemeen spreekt, heeft een belangrijke reden. Dat doet Hij om te voorkomen dat iemand denkt, dat hij van deze Gave uitgesloten is, echt waar. En iemand die zichzelf uitsluit, moet daar rekenschap van geven. “Ik zal hen niet veroordelen,” zegt Hij, “maar hun eigen mond zal dat doen.” Want God gaf Hem aan de hele wereld. Maar die wereld wil hem niet aannemen uit ongeloof en een gebrek aan vertrouwen.

2. Toen Christus voor iedereen stierf, stierf iedereen.

Toen Christus voor iedereen stierf, stierf iedereen:

Want de liefde van Christus dringt ons, die tot dit oordeel gekomen zijn: als Eén voor allen gestorven is, dan zijn zij allen gestorven (2 Korinthe 5:14).

3. Dus toen Christus voor iedereen stierf, stierf iedereen met Hem.

Dus toen Christus voor iedereen stierf, stierf iedereen met Hem:

Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven (Romeinen 6:8).

3. Gedoopt in Christus’ dood.

Paulus noemt met Christus gestorven zijn, in Romeinen 6, in Zijn dood gedoopt zijn.

Het woord dopen betekent onderdompelen of wassen. Als dit woord in de Bijbel wordt gebruikt, gaat het zeker niet altijd over onderdompelen in water.

Christus noemt Zijn dood bijvoorbeeld een doop:

Maar Ik moet met een doop gedoopt worden, en hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is (Lukas 12:50).

In navolging daarvan noemt ook Paulus Christus’ dood in Romeinen 6 dus een doop:

Of weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn (in Christus Jezus ondergedompeld zijn), in Zijn dood gedoopt zijn (in Zijn dood ondergedompeld zijn) (Romeinen 6:3)?

Ik denk dat hij deze term gebruikt, omdat de dood te maken heeft met een begrafenis, een onderdompeling in het graf:

Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood (wij zijn dus met Hem begraven door onderdompeling in de dood en in het graf), opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen (Romeinen 6:4).

Dus:

– Christus is voor iedereen gestorven ….

– en toen Hij stierf, stierf iedereen met Hem ….

– en werd iedereen met Hem ondergedompeld in de dood en in het graf.

4. De oude mens, gekruisigd, gestorven en begraven

In Romeinen 5 geeft Paulus, in wat andere bewoordingen, ook aan dat Christus voor iedereen is gestorven:

Zoals dus door één overtreding de veroordeling gekomen is over alle mensen tot verdoemenis, zo komt ook door één rechtvaardigheid (door die ene rechtvaardige daad van Christus die Hij deed toen Hij, in het geloof dat Hij dat doen moest, aan het kruis ging) de genade over alle mensen tot rechtvaardiging van het leven (Romeinen 5:18).

Paulus zegt hier, dat Christus’ dood de veroordeling vanwege de zonde voor iedereen wegneemt.

Hij zegt in het op een na laatste vers van dit hoofdstuk zelfs dat, waar de zonde toeneemt, de genade – de bevrijding van veroordeling – nog veel meer toeneemt. Hij bedoelt dat, waar de zonde met honderd procent toeneemt, de genade toeneemt met, bijvoorbeeld, 120 procent.

In het begin van Romeinen 6 werpt hij naar aanleiding van deze opmerking zelf een vraag op:

Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade toeneemt (Romeinen 6:1)?

Zijn antwoord is: Nee, dat kan niet. Dat is onmogelijk. Wij zijn toch met Christus gestorven? Wij zijn toch met Christus gestorven aan de zonde? Wij zijn toch met Christus gestorven aan onze eigen zonden?

Volstrekt niet! Hoe zullen wij, die met betrekking tot de zonde gestorven zijn, nog daarin leven (Romeinen 6:2)?

Onze oude mens met zijn zonde ligt nu toch begraven in het graf?

Dus in Romeinen 5 heeft Paulus uitgelegd dat wij, toen wij met Christus stierven, werden bevrijd van de veroordeling vanwege de zonde, van de schuld van de zonde.

Hier, in Romeinen 6, legt hij uit dat wij, toen wij met Christus stierven, werden bevrijd van de macht van de zonde. Onze oude zondige mens is gekruisigd, gestorven en begraven in het graf.

Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen (Romeinen 6:6).

Dus:

– Christus stierf voor alle mensen aan hun zonden. En toen Hij stierf, stierven alle mensen met Hem aan hun eigen zonden. Daarmee werd de schuld van hun zonden en de macht van de zonde weggenomen.

5. Zonde overwinnen

Omdat met Christus’ dood de macht van de zonde is teniet gedaan, zegt Paulus in vers 11:

Zo dient ook u uzelf te rekenen als dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere (Romeinen 6:11).

Hij zegt:

De macht van de zonde is tenietgedaan. U hebt macht over de zonde. Daar moet u het voor houden. U moet uzelf rekenen als iemand die die macht heeft. Dat moet u geloven,zie ook vers 8:

Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven (Romeinen 6:8).

Laat de zonde dan (dus) niet in uw sterfelijk lichaam regeren om aan de begeerten daarvan te gehoorzamen. En stel uw leden niet ter beschikking aan de zonde als wapens van ongerechtigheid, maar stel uzelf ter beschikking aan God, als mensen die uit de doden levend geworden zijn. En laat uw leden wapens van gerechtigheid zijn voor God (Romeinen 6:12 en 13).

Paulus roept u op om heilig te leven vanuit de wetenschap dat u dat kunt!

U kunt het uit genade, want Christus is voor u gestorven en heeft niet alleen de schuld van de zonde weggenomen, maar ook de macht ervan:

(..) De zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade (Romeinen 6:14).

En DIT is, waardoor u de zonde kunt overwinnen: De wetenschap en het geloof dat u dat kunt, omdat Christus de macht van de zonde heeft teniet gedaan.

Als u denkt dat u zwak bent, bakt u nergens iets van. Als u weet dat u sterk bent, kunt u alles.

(En) u kunt alle dingen, door Christus, Die u kracht geeft (Filippenzen 4:13).

Hoe komt u aan de wetenschap dat u de zonde kunt overwinnen?

Die wetenschap krijgt u van de Heilige Geest, Die u inzicht geeft in het Woord en Die u helpt om Bijbels te denken:

Want het denken van het vlees is de dood, maar het denken van de Geest is leven en vrede (Romeinen 8:6).

U bent sterk.

Ben ik dan niet zwak?

Jawel.

Maar juist omdat u zwak, bent u machtig:

(..) Wanneer ik zwak ben, dan ben ik machtig (2 Korinthe 12:10).

Weet dan, erken en geloof dat u zwak bent maar toch machtig, omdat Christus kracht in uw zwakheid wordt volbracht.

Zijn genade is u genoeg (2 Korinthe 12:9).

En leef tot heerlijkheid van de Vader.

Abba Vader!

En zo eigent u zich niet alleen de vergeving van zonde toe door het geloof, maar ook de macht over de zonde, en kunt u leven tot eer van de Vader.

Er valt nog heel veel te zeggen. Heel veel.

Maar dit is de kern en hier wil ik het bij laten.

….

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *